dinsdag 30 mei 2017

Gratis Staatsloten

In mijn e-mail inbox zijn twee Staatsloten te bewonderen. Let wel, dit zijn de gratis loten die je kon aanvragen nadat de Staatsloterij prijzen liet vallen op loten die niet verkocht waren - foei. En als goedmakertje had iedereen die had meegespeeld, recht op minimaal twee gratis exemplaren. Acht miljoen van deze oranje papieren zijn er door de Staatsloterij uitgegeven. Acht miljoen. Dat is best veel. Voorheen was de kans dat de jackpot uit de Staatsloterij op jouw lotnummer zou vallen, procentueel gezien even groot als wanneer je dodelijk getroffen zou worden door een meteoriet. Met acht miljoen loten, is deze kans procentueel gezien even groot als wanneer er een meteoriet in de vorm van het hoofd van Freek Vonk je op één dag twee keer dodelijk zou treffen.

Met de Staatsloterij doe ik eigenlijk alleen mee met eindejaarstrekking. Traditie, oliebollen, goedkope bubbeltjeswijn van de Appie, Top2000 op de achtergrond en mijmeren wat je met al die gewonnen euro’s gaat doen.
Traditioneel zit ik ook op 1 januari in zak en as omdat ik wederom niks gewonnen heb, een goede voedingsbodem voor een depressie, zo’n loterij. Dan heb je op diezelfde 1 januari ook nog de trekking van de Postcodeloterij. Hier ben ik dan wel weer lid van. Voor de goede doelen hè, vind ik erg belangrijk. Het idee, dat dankzij mij zestienhonderd pandaberen in een of andere Aziatische uithoek elke dag door mijn bijdrage lopen te knagen op een stronk bamboe, geeft me een enorm gevoel van welbehagen. Elke dag geef ik mezelf weer een schouderklopje voor deze actie.

Oké, de echte reden dat ik meedoe aan de Postcodeloterij, is om geld te winnen. Of, in ieder geval, er voor te zorgen dat mijn buren niks winnen. Vooropgesteld, ik heb echt hele leuke buren, daar ligt het niet aan. Maar ik heb een theorie, dat zodra ik mijn lidmaatschap van de Postcodeloterij zou gaan opzeggen, een maand later opeens de Postcodekanjer van duizend-triljoen hier in de straat valt. En daar zit ik dus niet op te wachten. Ik geen geldprijs, de buren ook niet. Daarnaast is het ook altijd een stimulans om op zondag nog even snel het huis aan kant te maken, voor het geval dat Winston met die moeilijke achternaam wel per ongeluk op diezelfde avond op de ramen staat te bonken - met in zijn handen een riante cheque. Of zijn vrouw, die mag hij hier ook achterlaten. En dan is het toch wel fijn, wanneer je huiskamer ineens op de nationale beeldbuis is, het toch enigszins toonbaar is. Vooralsnog is het bij de Postcodeloterij ook qua prijzen geen vetpot. Of nou ja, vetpot. Die bakjes Ben&Jerry ijs zijn an sich wel kleine vetpotjes. En duizend stroopwafels per jaar winnen, is op die manier ook een vette prijs.

Of er nog een miljoenenbedrag is gevallen op mijn gratis Staatsloten? Daar mag ik - op last van mijn notaris, geen uitspraken over doen.


Ps: Mama, ik kan je niet meer zo vaak Whatsappen, want ze zijn nog bezig om WiFi aan te leggen in de villa. En de internetcafés hier op de Malediven zijn schreeuwend duur. Met kerst stuur ik wel een kaartje.

zaterdag 20 mei 2017

Martijn Jansen, de op-een-na-beste voetballer van Sportclub Genemuiden

Het is een droevige week voor het voetbal.

“Omdat Feyenoord kampioen is geworden?”. Neuh, dat valt allemaal wel mee. Dit verschijnsel komt niet zo heel vaak voor, dus ach, het is ook wel eens leuk om te zien. Een kampioenschap van Feyenoord is voor mij hetzelfde als een Elfstedentocht: ik heb er niks mee, maar als het na tientallen jaren weer eens voorkomt is het allemaal best vermakelijk.

Goed, terug naar de echte droefenis in ons voetballeven. Martijn Jansen speelt vandaag zijn laatste officiële wedstrijd voor Sportclub Genemuiden. Martijn heeft dat - zoals we Martijn kennen, prima geregeld. Want laten we eerlijk zijn, je carrière thuis in een bekerfinale afsluiten tegen rivaal Staphorst, is toch leuker dan pak ‘m beet een winderige knollentuin bij Drachtster Boys.

Martijn werd een aantal jaar geleden door middel van een stemprocedure uitgeroepen tot beste voetballer van Sportclub Genemuiden aller tijden. Het zal u verbazen, maar ik heb destijds niet op Martijn gestemd. Nee. Eigenlijk had ik geen keus. Mijn stem ging destijds naar mijn goede vriend Herman - Pietien - Van Dijk. Nou ja, ik had wel een keus. Ik kon A: op Herman van Dijk stemmen. B: Niet op Herman van Dijk stemmen, maar dan was de kans groot dat er per toeval vier keukenmessen in de banden van mijn auto werden gezet. (Herman vindt Penoza een leuke serie, vandaar)

Mijn stem ging dus niet naar Martijn. Maar als u het even tussen ons tweeën wilt houden, vind ik Martijn dus wel de beste speler van Sportclub. Zeker in de periode dat ik op deze aarde rondstruin. Martijn heb ik altijd vergeleken met Jari Litmanen. Bij vlagen geniaal, ongelofelijk wat deze twee heren met een bal kunnen. En het oogt altijd even simpel als briljant. Helaas heeft Martijn niet alleen de voetballende gelijkenissen van Litmanen, maar ook de blessuregevoeligheid. En oké, het voelt misschien wat gek om een amateurvoetballer van Sportclub Genemuiden te vergelijken met de Finse grootheid Jari Litmanen, dus laat ik het anders stellen: zou je Martijn qua voetbalkwaliteiten moeten omschrijven in etenswaren, dan kom je toch al snel uit bij een oester: fijnproevers kunnen er geen genoeg van krijgen & zo nu en dan kun je verrast worden door een parel van een doelpunt. Wat ik zelf voor etenswaar zou zijn als u mijn voetbalkwaliteiten zou moeten omschrijven? Ik kom dan zelf uit bij een kuipje kruidenboter van de Aldi: smakeloos, niet leuk om naar te kijken en uiteindelijk verpest dit spul de rest van je gerecht.

Nee, de echte sieraad van het amateurvoetbal moeten we na vandaag gaan missen. Martijn Jansen, de voor mij op een na beste voetballer van Sportclub Genemuiden aller tijden. Eigenlijk stiekem de beste, maar ik moet maandag nog met mijn auto naar Zwolle.

vrijdag 12 mei 2017

Tranen op mijn Ajax dekbedovertrek

Ik huil niet zo heel snel. Eigenlijk alleen wanneer ik half dronken op zondagavond vijf minuten na het sluiten van de afhaalchinees aan de dichte poort van diezelfde afhaalchinees sta te rammelen. Of wanneer ik lees dat Dionne Stax eigenlijk met iedereen naar bed gaat, behalve met mij. Maar nu kan ik het niet langer ontkennen: ik heb tranen gelaten om Ajax. Dat klinkt heel soft, maar ik voelde me juist hardcore. Mijn Ajax, ooit de beste van de wereld - maar afgezakt naar een Europees lachertje, staat aan de vooravond van iets grandioos. En daar werd ik sentimenteel van. Nu pas snap ik hoe speciaal het was dat ik de Champions League finales tegen Ac Milan en Juventus bewust als supporter heb meegemaakt.


U kunt het stom toeval noemen, zelf ben ik ervan overtuigd dat het zo heeft moeten zijn. Ik ben geboren in 1985. Het WK voetbal van 1994 was mijn eerste bewuste tijd als voetballiefhebber. In de nachtelijke uren zat ik samen met vaders onder het genot van een beschuitje met kaas en een kop thee te kijken naar de verrichtingen van Oranje in Amerika. Na dit WK ging ik als negenjarig nieuwbakken kereltje op dezelfde voet verder met het volgen van Ajax. En eerlijk, ik had me geen beter seizoen kunnen wensen. Als een jongensboek, zo zou je het kunnen omschrijven. Eigenlijk is het te bizar voor woorden, als klein Nickje volg je voor het eerst bewust de verrichtingen van je favoriete club en prompt zijn ze de beste club ter wereld.


Wat als nadelig gevolg had dat ik niet dacht dat we konden verliezen. Nu deden we dit ook maar mondjesmaat, maar de eerste vier verlies beurten staan me nog helder op het netvlies. Mijn Ajax beulen, zo noem ik ze. Mike Obiku. Henry V/d Vegt. Milco Pieren. Kristof Warzycha. Dit waren de heren die mijn Ajax de das omdeden. Om dit trauma enigszins te verwerken, heb ik vier hamsters gekocht, deze vier diertjes de namen gegeven van de hierboven genoemde heren. Om vervolgens de vier beestjes door een papierversnipperaar te halen. U moet weten, dat lucht op. (Ik had bij de lokale dierenhandel ook nog een bestelling geplaatst van elf ratten, die ik eerst vol met epo wou stoppen, zwart/witte strepen op hun vachtje zou gaan schilderen en ze daarna als levende Voodoo poppen te gebruiken bij wedstrijden van Juventus. Inclusief hete breinaalden en een Afrikaanse paringsdans, mijn moeder vond dit alleen wel iets te ver gaan, dus zie ik hier - voorlopig - van af)


Vanaf die gloriejaren is het een poosje niet zo lekker gegaan met mijn Ajax. Meer dan eens kwam het voor dat we in de voorronde van de voorronde voor de voorronde Uefa cup werden uitgeschakeld door wereldberoemde clubs als Lausanne Sports. Het was soms even doorbijten, dit maak je dus blijkbaar ook mee als supporter. En nu? Nu gaan mijn gedachten weer heel vaak terug naar de momenten die ik beleefde als puber in wording en kersverse Ajacied. De gloriejaren in Nederland, Europa en ver daarbuiten. De vergelijkingen zijn eng. Heel eng. Opnieuw een dozijn vol talentvolle spelers uit de eigen jeugdopleiding. Opnieuw een trainer met een eigen kijk op voetbal, wel een kijk die ik als Ajax supporter een warm hart toe draag.  

In 1996 moest ik huilen om het doelpunt van Henry V/d Vegt namens Willem2 tegen Ajax, heel zachtjes daalden mijn kinderlijke tranen neer op mijn rood/witte Ajax dekbedovertrek. Nu, twee decennia later, laat Ajax mij weer huilen. Mijn Ajax dekbedovertrek is intussen vervangen voor een kekke groene variant van IKEA, maar mochten we de finale winnen, dan slaap ik die nacht weer onder mijn Ajax dekbedovertrek. En laat ik mijn tranen opnieuw neerdalen op het kussen. Nu niet van verdriet, maar opnieuw van vreugde.  

maandag 1 mei 2017

Bingo trauma

Afgelopen vrijdag speelde ik een spelletje bingo. En ik won. Ik won, maar durfde het winnende getal niet aan te kruisen om daarna ‘BINGO’ te schreeuwen. Bingo, vijf letters die me angstzweet, hartkloppingen en bedplassen doen bezorgen. Als klein Nickje deed ik op vakantie ooit mee aan een bingo op camping de Watersnip in Petten. Het was een campingkantine waarvan er in dit land honderden zijn, smoezelige TL balken die de ruimte meer de sfeer van een slachthuis, dan van een knusse kantine doen geven. Om het geheel wat op te fleuren, waren de TL balken voor deze avond omhuld met stroken rood gekleurd crêpepapier. Hierdoor leek de kantine ineens op een slachthuis, waar naast dood vlees, ook levend vrouwelijk Balkan vlees wordt verhandeld.  


In deze setting liep ik mijn bingo trauma op. Gewapend met een flesje fristi + rietje zou ik die avond een poging gaan doen om de hoofdprijs - een prima gevulde boodschappenmand, mee terug te nemen naar de tent van m’n ouders. Het liep anders. Als zesjarige haalde ik de getallen  74 en 47 door elkaar. Kan gebeuren, zult u denken. Alleen was dit net het laatste getal wat ik nodig had voor een volle kaart. Nickje schreeuwde heel hard ‘BINGO’ en draafde met zijn bingokaart vol met pennenstrepen richting de prijzentafel waar ook de goed gevulde boodschappenmand op stond en de mevrouw die bingoballetjes trok zat.


Toen deze mevrouw (een soort eeneiige tweelingzus van Jeannine de Bolle/Mevrouw Praline uit Samson & Gert) gretig mijn volle bingokaart ging nakijken, liep ik in gedachten al met de enorme boodschappenmand in mijn twee kinderhanden richting het veldje waar de tent van m’n ouders stond. Alwaar mijn ouders door tranen geroerd zouden zeggen dat ik hun leukste zoon ooit was.


Maar dat liep anders. Ik had dus geen bingo, sterker nog, ik moest een liedje zingen, staand op een stoel, ten gehore aan een kantine vol met gevulde boodschappenmand jagende kampeerders. Stotterend kwam er iets uit wat op ‘Busje komt zo’ van Höllenboer moest lijken. Maar wat er vooral kwamen, waren tranen. Hele zoute tranen liepen - vermengd met een snottebel, richting mijn mond. De smaak van lauwe fristi, snottebel en zoute tranen laten direct het deuntje van ‘Busje komt zo’ in m’n hoofd afspelen.


En dat gebeurde dus afgelopen vrijdag weer. Ik was ietwat zenuwachtig, alleen de getallen 62 en 18 waren nog niet door een stift aangestipt. “Nummer 62”. Fack, die heb ik. “Nummer 53”. Ik slaakte een zucht van opluchting, achter in de zaal had iemand bingo. “Bingo is goedgekeurd, we spelen verder voor de tweede plaats, een goed gevulde boodschappenmand”.


Ondertussen parelde het angstzweet van m’n voorhoofd en nam ik driftig een flinke teug van mijn bier. Mijn bier, wat in gedachten begon te smaken naar lauwe fristi door een rietje. Toen kwam het moment waarvan ik wist dat zou komen: “Nummer 18”. Haast verstijfd keek ik naar mijn bingoformulier, hoe dichter mijn rechterhand met stift bij het getal 18 kwam, hoe harder er in mijn hoofd iemand ‘BUSJE KOMT ZO, BUSJE KOMT ZO’ begon te schreeuwen. Ik durfde de 18 niet aan te kruisen, legde m’n hand over het getal 18 heen en speelde door alsof er niks aan de hand was.

Ooit zal ik de confrontatie met een volle bingokaart weer aangaan. Tot die tijd schuif ik gewoon mijn hand over het voor mij winnende getal.