vrijdag 14 oktober 2016

Botsauto

Een douchekop met discolichtjes, tapkraan waar kant en klare citroen ranja uit komt stromen, Tindermatches die op Chantal Janzen lijken. Zomaar drie dingen die ik heel graag zou willen hebben, maar die eigenlijk niet nuttig zijn. Al is die laatste an sich nog wel het meest praktische, vooral omdat mijn moeder dan tijdens het gourmetten op tweede kerstdag eindelijk weer eens iets van een schoondochter aan tafel heeft. Vroeger was dat anders, toen wou ik eigenlijk maar één ding. Och, ik heb het werkelijk jarenlang bovenaan op de verlanglijstjes voor zowel mijn verjaardag als sinterklaas gezet: het botsautomuntje dat niet werd ingeslikt. Nu snap ik dat het gewoon een loper is, zoals je ook met sleutels hebt, maar toen ik nog een Nickje was, vond ik het maar wat fascinerend. Voor de goede orde: het gaat hier dus om een botsautomuntje dat wordt gebruikt door het kermispersoneel, waarmee ze op elke botsauto kunnen rijden, maar dat niet wordt ingeslikt. DAN KUN JE DUS ALTIJD GRATIS MET DE BOTSAUTO’S!

Goed, dat wou ik dus ook. Want ik was verslaafd aan de botsauto’s. De botsauto’s waren destijds een overbruggende attractie tussen de draaimolen en de zweefmolen. En dat deed ik. Vaak. Botsen in een autootje, bekleed met een rubberen stootrand. Achteloos als kereltje van hooguit een jaar of negen, één handje aan het stuur, op alles inbeukend wat op zijn pad kwam. De Amerikaanse thug life spreuk: “They see me rollin’ they hatin”, is gebaseerd op een negenjarig jongetje uit Genemuiden die als een volleerd Max Verstappen de vloer van de lokale botsautobaan onveilig maakte.  

Dat ik destijds niet overhoop ben gereden is nog steeds een van de vele wereldwonderen. Om überhaupt je zuur bij elkaar geharkte zakgeld te kunnen verspillen, moest je eerst op jacht om een botsautootje te bemachtigen. En dat hield in: risico’s nemen. De kunst was om vanaf de zijkant  — waar ook alle knappe meiden uit de klas stonden  — meteen de baan op te rennen wanneer de rit voorbij was en de botsauto’s automatisch stilvallen. Alleen is de ellende met deze dingen, dat ze altijd nog een seconde of vier moeten uitrollen voordat ze helemaal stil staan. Deze situatie heb ik als onbezonnen knaapje in het begin vaak onderschat, wat tot gevolg had dat ik regelmatig als een bang hert met wijd opengesperde ogen in de fictieve koplampen van een botsauto heb gekeken.  

Daarna kon het feest beginnen. Het wachten was tot de volgende magische woorden uit de speaker schalden: “Opgepast, voor de start, tuut-tuut”. Dan was het zaak om als een malle het muntje in de gleuf te steken, vol met je rechtervoet op het gaspedaal te gaan staan en te zoeken naar slachtoffers om een whiplash te bezorgen. Vooral de oelewappers die langs de kant reden waren een makkelijke prooi, die zaten dan - mits je een beetje snelheid maakte - met een rotklap gevangen tussen de reling en het botsautootje. Met een beetje geluk was het precies de reling aan kant waar de knappe meiden uit de klas stonden, het was destijds de perfecte manier om de bink uit te hangen.

Althans, dat dacht ik. Achteraf had ik beter een teddybeer voor ze kunnen winnen bij de schietkraam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten